Behandeling Slaven aan Boord van Nederlandse Slavenschepen

Door: Vanessa Sacco

Over het leven van de gevangen genomen Afrikanen aan boord van een slavenschip is niet veel bekend. De gevangenen hebben immers geen schriftelijk bewijs achter gelaten, maar hun leven aan boord moet ondragelijk geweest zijn. Dat is op te maken uit het promotie-onderzoek van historicus Leo Balai.

Het ruim was zo volgeladen dat de gevangenen bijna niet konden bewegen. Ze lagen als haringen in een ton. De mannen werden twee aan twee en naakt aan elkaar geketend. Om te voorkomen dat er seksueel contact was tussen mannen en vrouwen lagen mannen in het voorschip en vrouwen aan de achterzijde van het schip. Toch raakten vrouwen in verwachting. De mannen gingen namelijk over elkaar heen om seks te kunnen hebben met de vrouwen. Er werd niet steeds controle uitgeoefend, aldus Balai.

Gevangenen op het slavenschip Leusden (foto: http://zeelandboeken.pzc.wegenerwordpress.nl/geschiedenis/het-slavenschip-leusden/

Gevangenen op het slavenschip Leusden (foto:  Zeelandboeken)

In de ruimte waar de Afrikanen  gevangen werden gehouden, waren tonnen geplaatst. Daar kon men zijn behoefte doen. De tonnen waren een eind verwijderd van de gevangenen. Ze moesten daarom net als bij het seksueel contact over elkaar kruipen. Dat verplaatsen was een niet geheel pijnvrije aangelegenheid, die vaak met ruzie gepaard ging. Om in conditie en ‘gezond’ te blijven, werden de gevangenen in groepen aan dek gebracht. Ze kregen daar te eten, schrobden het dek en konden hun benen strekken.

Van de bemanningsleden moesten ze daarbij op vastgestelde tijden verplicht op hun eigen muziek dansen. De Afrikanen moesten gezond blijven omdat ze bij aankomst direct ingezet zouden worden om op het land te werken. Geen enkele slaveneigenaar zou immers een zieke ‘slaaf’ kopen. Als er gevangenen waren die niet wilden dansen werden zij door de andere gevangenen mishandeld, net zo lang tot zij meededen. Sommige gevangenen werden overboord gegooid, omdat zij bemanningsleden brutaliseerden en zich verzetten. Anderen sprongen zelf overboord, omdat zij de hopeloze toestanden niet meer aankonden of niet meer accepteerden.

In straatinterviews met mensen die het boek van Balai kennen, is te horen hoe er wordt gereageerd op de manier waarop de bemanningsleden met de gevangenen op een slavenschip omgingen.

De bomba als tussenpersoon

Op het schip waren speciale toezichthouders, bomba’s, aangesteld. Ze hadden de leiding over de gevangenen. Bomba’s waren vrije Afrikanen die hun diensten aan de West Indische Compagnie hadden aangeboden. Ze waren tussenpersonen die ook als tolk fungeerden, omdat ze de talen spraken. Ze hielden de gevangenen in toom door gesprekken met hen te voeren. maar sloegen er soms ook op los.  Ze reisden met de slavenschepen mee naar de Amerika’s en naar Nederland. Daar bleven ze soms voor een lange periode. Balai ontdekte tijdens zijn onderzoek een bericht van de West Indische Compagnie dat suggereerde, dat de bomba’s leiding hadden gegeven aan een opstand onder gevangenen tijdens een reis van de Leusden. Toch bleef de West Indische Compagnie (WIC) gebruik maken van deze Afrikanen, verklaart Balai op de Facebookpagina Slavenschip Leusden.

Romeo Kotsebue cultuurkenner en woordvoerder van de stichting Sabidiri heeft zich verdiept in het leven van ‘slaven’. In dit video interview vertelt Kotzebue meer over de behandeling van gevangen genomen Afrikanen op een slavenschip.

This entry was posted in geschiedenis. Bookmark the permalink.

Leave a comment